Doorgaan naar hoofdcontent

Koning Rat

 We zijn allemaal de held van ons eigen verhaal. Of de schlemiel, het is maar net hoe je het bekijkt. Aanvankelijk was ik een dikke sukkel die zich liet pesten op de lagere school, maar nadat ik mijn vader tegen de vlakte had geslagen, bedacht ik dat ik die nieuwe vaardigheid ook best eens kon inzetten tegen mijn kwelgeesten.

         Hoewel ik nu op een andere scholengemeenschap zat als Sjonnie, woonden we beiden nog steeds in dezelfde buurt en liep ik alsnog regelmatig tegen hem op. Maar hij had kennelijk een extra zintuig, want ontliep hij me. Hij gooide nog eens een bierflesje naar me vanaf honderd meter, dat uiteraard miste, en rende toen keihard weg. Hij was nu banger voor mij dan ik voor hem en ik vond dat prachtig.

         Ik vond de lichaamsgeur van mijn moeder weerzinwekkend en pas jaren later realiseerde ik me dat ze naar angst stonk. Instinctief had ik daar een afkeer van gehad. Het was niet verwonderlijk dat ze voor mijn vader vluchtte, maar het was wel een beetje jammer dat ze de buurman meenam en niet mij. Mijn vader zwoer hen te vermoorden en liep dagenlang met een bijl door het huis. Ik was ervan overtuigd dat hij zijn dreigement echt ten uitvoer zou brengen, maar gelukkig had hij geen idee waar ze waren. Ondanks zijn gekrenkte ego had hij binnen een week een nieuwe vriendin.

         Aanvankelijk was het een hele opluchting verlost te zijn van de constante dreiging die in huis gehangen had, maar toen sloeg de eenzaamheid genadeloos toe en verloor ik me ondanks mijn jonge leeftijd in alcohol. Ik werd dan ook van de middelbare school gestuurd, waarop mijn vader bedacht dat ik naar de Culinaire Vakschool moest om kok te worden. Ik vrat geen moer uit, maar slaagde toch en ging als kok in een restaurant werken.

         In een moment van onoplettendheid sneed ik het topje van mijn duim en loog ik dat ik daar een infectie in kreeg zodat ik dat seizoen niet meer hoefde te werken en mijn contract niet verlengd werd. Dat was ook precies de bedoeling. Ik zat klem in een verpletterende regelmaat van werken, drinken, hond uitlaten en slapen en was doodongelukkig. Ik denk dat ik wel zo’n beetje op iedere serveerster en afwashulp verliefd ben geweest, maar was te verlegen om daar iets mee te doen.

         Ik ontdekte de punkmuziek. Een uitstekende uitlaatklep voor mijn recalcitrantie en woede over de wereld en mijn ouders. Ik spoot autolak in mijn haar en hoorde eindelijk ergens bij, andere punkers vroegen niets van me, eisten niets, ik was gewoon een van hen. En verdomd, meisjes vonden me interessant, want ik was groot en sterk en zweeg veel. Toch duurde het nog een hele tijd voor ik ontmaagd werd. De jongedame in kwestie veronderstelde dat ik ervaren was, maar ik wist van toeten noch blazen en het was voorbij voor ik er erg in had.

         De dagen voltrokken zich met rondhangen. Ik hing in onze provinciestad op terrassen en in Groningen op de trappen van het stadhuis. Er waren maar twee dingen belangrijk: bier en hasj. Nu en dan deed ik voor de vorm mee aan krakersrellen, ik was immers een idealist. In die grote stad was ik een van de velen, maar in de eigen woonplaats moest men weinig van me hebben vanwege mijn uitdossing. Gelukkig genoot ik enige bescherming door mijn vroegere buurjongens die leidende figuren waren in de plaatselijke motorbende.

         Hoewel ik geen instrument kon bespelen vormde ik een band met een aantal vrienden. Men vond zowaar dat ik kon zingen en we hadden redelijk succes. Toen dat avontuur beëindigd was, trouwde ik, verwekte ik een aantal kinderen en trachtte een maatschappelijke carrière op te bouwen in de hulpverlening. Er moest natuurlijk een idealistisch tintje zitten aan wat ik deed, als ex-punker zijnde. Het was het begin van een hele rij indrukwekkende mislukkingen. Alles wat ik deed moest er echter toe doen.

         Ik heb geen haar meer om te kleuren, geen leren jack meer en geen veiligheidsspeld meer door mijn oor, maar draag nog wel T-shirts van mijn helden: Joy Division, Ramones en als ik dit stukje tik draag ik er eentje van The Stranglers met de hoes van hun eerste elpee Rattus Norvegicus daarop. Een rat die in het maanlicht over een smalle schutting rent.

 

© Lammert Voos




Reacties

Populaire posts van deze blog

Een eindejaarsverhaal

  Aan de rand van de woestijn, in een oase, stond een kleine karavanserai waar vermoeide reizigers hun kamelen konden drenken en zelf uitrusten en zich konden spijzen met dadels en geitenvlees. Het water uit de put was zuiver en zoet, de herbergier een lankmoedig en wijs man. Zo wijs dat hij liever wilde dat zijn mooie dochter gelukkig was, dan dat hij haar uithuwelijkte aan de rijke koopmannen die om haar hand dongen.  Op een goede dag kwam een stoffige zwerver uit de woestijn gesloft, zijn kleren gescheurd, zijn baard vol knopen.             ‘Broeder,’ zo vroeg hij de herbergier, ‘ik ben in de woestijn beroofd van mijn dieren, mijn handel en mijn laatste dirhams, maar ik heb honger en dorst, kunt u mij helpen?’             De herbergier wist dat goede daden altijd beloond werden en hij laafde de zwerver alsof die een hooggeëerde gast was. Wat hij niet wist, was dat de zwerver een djin...

Een fijn weekend

    Het is heel verleidelijk om te gaan zeiken over de Starbucks in de stationsrestauratie van Groningen. Na een lange reis uit Antwerpen dacht ik even een lekker kopje koffie te gaan drinken aldaar. Vroeger kwam ik er ook vaak, toen de obers er nog in een vest en geklede pantalon rondliepen en er niet al te moeilijk werd gedaan over mijn drankkegel. De obers zijn verdwenen en ik drink al bijna twee decennia geen alcohol meer. Ik kwam daar geregeld Herman Brood tegen die ’s ochtend al aan de jenever zat. Herman haalde nooit zijn vliegbrevet en mij gaat het inmiddels goed. Ik heb immers de ruimte om me te ergeren aan het Amerikaanse geknauw van de dames achter de toog en aan het kleine kopje koffie dat een halve liter slootwater bleek te zijn. Luxe ergernissen.   Ik kwam zoals gezegd uit Antwerpen waar ik de art-fair en een klein partijtje bij mijn agent Oscar bezocht. Op de art-fair heb ik me kostelijk vermaakt, maar ik voelde me wel enigszins een vreemde eend in ...

Het zal wel loslopen

  Wij wonen vlakbij een groot natuurreservaat, namelijk het Lauwersmeergebied. Naast een vogelparadijs zijn hier reeën, damherten, dassen, vossen, hazen, konijnen, diverse marterachtigen, otters en diverse soorten vlinders, waterjuffers, kleine knaagdieren en andere insecten. Een aantal van de broedvogels alhier staat op de rode lijst. En dan hebben we het nog niet eens over alle zeldzame planten, zoals orchidee en parnassia. Hoewel er een aantal hondenlosloopgebieden zijn, ligt het voor de hand dat   honden hier aangelijnd moeten.   Hoewel ik hondenliefhebber ben, ben ik ook natuurliefhebber en ik zou het dan ook niet in mijn bolle kop halen om mijn honden los te laten lopen. Zo niet De Moderne Toerist. Deze flikkert zijn afval zo van zich af, spuit insecticide tegen muggen, zich niet realiserend dat dit ook ander insecten vermoordt, parkeert camper of auto naar believen, vervuilt het viswater met lood en laat honden overal loslopen en ruimt geen stront. Hij ruimt zi...